Aaneenzitten (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aaneenzitten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zit aaneen
I do
zit aaneen
you do
zit aaneen
he/she/it does
zitten aaneen
we do
zitten aaneen
you all do
zitten aaneen
they do
Present perfect tense
heb aaneengezeten
I have done
hebt aaneengezeten
you have done
heeft aaneengezeten
he/she/it has done
hebben aaneengezeten
we have done
hebben aaneengezeten
you all have done
hebben aaneengezeten
they have done
Past tense
zat aaneen
I did
zat aaneen
you did
zat aaneen
he/she/it did
zaten aaneen
we did
zaten aaneen
you all did
zaten aaneen
they did
Future tense
zal aaneenzitten
I will do
zult aaneenzitten
you will do
zal aaneenzitten
he/she/it will do
zullen aaneenzitten
we will do
zullen aaneenzitten
you all will do
zullen aaneenzitten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aaneenzitten
I would do
zou aaneenzitten
you would do
zou aaneenzitten
he/she/it would do
zouden aaneenzitten
we would do
zouden aaneenzitten
you all would do
zouden aaneenzitten
they would do
Subjunctive mood
zitte aaneen
I do
zitte aaneen
you do
zitte aaneen
he/she/it do
zitte aaneen
we do
zitte aaneen
you all do
zitte aaneen
they do
Past perfect tense
had aaneengezeten
I had done
had aaneengezeten
you had done
had aaneengezeten
he/she/it had done
hadden aaneengezeten
we had done
hadden aaneengezeten
you all had done
hadden aaneengezeten
they had done
Future perf.
zal aaneengezeten hebben
I will have done
zal aaneengezeten hebben
you will have done
zal aaneengezeten hebben
he/she/it will have done
zullen aaneengezeten hebben
we will have done
zullen aaneengezeten hebben
you all will have done
zullen aaneengezeten hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aaneengezeten hebben
I would have done
zou aaneengezeten hebben
you would have done
zou aaneengezeten hebben
he/she/it would have done
zouden aaneengezeten hebben
we would have done
zouden aaneengezeten hebben
you all would have done
zouden aaneengezeten hebben
they would have done
Present bijzin tense
aaneenzit
I do
aaneenzit
you do
aaneenzit
he/she/it does
aaneenzitten
we do
aaneenzitten
you all do
aaneenzitten
they do
Past bijzin tense
aaneenzat
I did
aaneenzat
you did
aaneenzat
he/she/it did
aaneenzaten
we did
aaneenzaten
you all did
aaneenzaten
they did
Future bijzin tense
zal aaneenzitten
I will do
zult aaneenzitten
you will do
zal aaneenzitten
he/she/it will do
zullen aaneenzitten
we will do
zullen aaneenzitten
you all will do
zullen aaneenzitten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aaneenzitten
I would do
zou aaneenzitten
you would do
zou aaneenzitten
he/she/it would do
zouden aaneenzitten
we would do
zouden aaneenzitten
you all would do
zouden aaneenzitten
they would do
Subjunctive bijzin mood
aaneenzitte
I do
aaneenzitte
you do
aaneenzitte
he/she/it do
aaneenzitte
we do
aaneenzitte
you all do
aaneenzitte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zit aaneen
do
zit aaneen
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aaneenzetten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?