Aaneenklinken (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aaneenklinken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klink aaneen
I do
klinkt aaneen
you do
klinkt aaneen
he/she/it does
klinken aaneen
we do
klinken aaneen
you all do
klinken aaneen
they do
Present perfect tense
heb aaneengeklonken
I have done
hebt aaneengeklonken
you have done
heeft aaneengeklonken
he/she/it has done
hebben aaneengeklonken
we have done
hebben aaneengeklonken
you all have done
hebben aaneengeklonken
they have done
Past tense
klonk aaneen
I did
klonk aaneen
you did
klonk aaneen
he/she/it did
klonken aaneen
we did
klonken aaneen
you all did
klonken aaneen
they did
Future tense
zal aaneenklinken
I will do
zult aaneenklinken
you will do
zal aaneenklinken
he/she/it will do
zullen aaneenklinken
we will do
zullen aaneenklinken
you all will do
zullen aaneenklinken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aaneenklinken
I would do
zou aaneenklinken
you would do
zou aaneenklinken
he/she/it would do
zouden aaneenklinken
we would do
zouden aaneenklinken
you all would do
zouden aaneenklinken
they would do
Subjunctive mood
klinke aaneen
I do
klinke aaneen
you do
klinke aaneen
he/she/it do
klinke aaneen
we do
klinke aaneen
you all do
klinke aaneen
they do
Past perfect tense
had aaneengeklonken
I had done
had aaneengeklonken
you had done
had aaneengeklonken
he/she/it had done
hadden aaneengeklonken
we had done
hadden aaneengeklonken
you all had done
hadden aaneengeklonken
they had done
Future perf.
zal aaneengeklonken hebben
I will have done
zal aaneengeklonken hebben
you will have done
zal aaneengeklonken hebben
he/she/it will have done
zullen aaneengeklonken hebben
we will have done
zullen aaneengeklonken hebben
you all will have done
zullen aaneengeklonken hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aaneengeklonken hebben
I would have done
zou aaneengeklonken hebben
you would have done
zou aaneengeklonken hebben
he/she/it would have done
zouden aaneengeklonken hebben
we would have done
zouden aaneengeklonken hebben
you all would have done
zouden aaneengeklonken hebben
they would have done
Present bijzin tense
aaneenklink
I do
aaneenklinkt
you do
aaneenklinkt
he/she/it does
aaneenklinken
we do
aaneenklinken
you all do
aaneenklinken
they do
Past bijzin tense
aaneenklonk
I did
aaneenklonk
you did
aaneenklonk
he/she/it did
aaneenklonken
we did
aaneenklonken
you all did
aaneenklonken
they did
Future bijzin tense
zal aaneenklinken
I will do
zult aaneenklinken
you will do
zal aaneenklinken
he/she/it will do
zullen aaneenklinken
we will do
zullen aaneenklinken
you all will do
zullen aaneenklinken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aaneenklinken
I would do
zou aaneenklinken
you would do
zou aaneenklinken
he/she/it would do
zouden aaneenklinken
we would do
zouden aaneenklinken
you all would do
zouden aaneenklinken
they would do
Subjunctive bijzin mood
aaneenklinke
I do
aaneenklinke
you do
aaneenklinke
he/she/it do
aaneenklinke
we do
aaneenklinke
you all do
aaneenklinke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
klink aaneen
do
klinkt aaneen
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?