Kaaien (to do) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of kaaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kaai
I do
kaait
you do
kaait
he/she/it does
kaaien
we do
kaaien
you all do
kaaien
they do
Present perfect tense
heb gekaaid
I have done
hebt gekaaid
you have done
heeft gekaaid
he/she/it has done
hebben gekaaid
we have done
hebben gekaaid
you all have done
hebben gekaaid
they have done
Past tense
kaaide
I did
kaaide
you did
kaaide
he/she/it did
kaaiden
we did
kaaiden
you all did
kaaiden
they did
Future tense
zal kaaien
I will do
zult kaaien
you will do
zal kaaien
he/she/it will do
zullen kaaien
we will do
zullen kaaien
you all will do
zullen kaaien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kaaien
I would do
zou kaaien
you would do
zou kaaien
he/she/it would do
zouden kaaien
we would do
zouden kaaien
you all would do
zouden kaaien
they would do
Subjunctive mood
kaaie
I do
kaaie
you do
kaaie
he/she/it do
kaaie
we do
kaaie
you all do
kaaie
they do
Past perfect tense
had gekaaid
I had done
had gekaaid
you had done
had gekaaid
he/she/it had done
hadden gekaaid
we had done
hadden gekaaid
you all had done
hadden gekaaid
they had done
Future perf.
zal gekaaid hebben
I will have done
zal gekaaid hebben
you will have done
zal gekaaid hebben
he/she/it will have done
zullen gekaaid hebben
we will have done
zullen gekaaid hebben
you all will have done
zullen gekaaid hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekaaid hebben
I would have done
zou gekaaid hebben
you would have done
zou gekaaid hebben
he/she/it would have done
zouden gekaaid hebben
we would have done
zouden gekaaid hebben
you all would have done
zouden gekaaid hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
kaai
do
kaait
do

Examples of kaaien

Example in DutchTranslation in English
Hier aan de kaaien?Here when we're docked?
Blijf onopvallend, ga naar die kaai.Keep your head down. Get to the wharf.
Een blinde die een Afrikaanse kaai afwandelt."Blind guy walks down a dock in Africa."
Ik heb een boot aan de kaai op het einde van Randall Key.I've got a boat docked out at the end of Randall Key.
Saai, baai, laai, kaai, naai, taai, daai.Boring, goring, zoring, loring, doring, noring, forlng.
Toen ze uit Alabama vertrokken lieten ze me achter op de kaai van Mobile zodat ze konden vluchten.Before they left Alabama... they dumped me on the docks in Mobile... So they could run.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

haaien
do
kaften
do
kakken
cackle
kalken
plaster
kallen
rave
kalven
calve
kammen
comb
kampen
do
kanten
lace
kappen
do
karnen
churn
karren
do
karten
kart
kassen
do
katten
do

Similar but longer

kraaien
crow

Random

jalonneren
do
jitsjen
do
jokeren
do
jouen
do
jubelen
jubilate
jufferen
do
justeren
do
kaaidraaien
quay turn
kaalknippen
bald cut
kantelen
tilt

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?