Graviteren (to gravitate) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of graviteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
graviteer
I gravitate
graviteert
you gravitate
graviteert
he/she/it gravitates
graviteren
we gravitate
graviteren
you all gravitate
graviteren
they gravitate
Present perfect tense
heb gegraviteerd
I have gravitated
hebt gegraviteerd
you have gravitated
heeft gegraviteerd
he/she/it has gravitated
hebben gegraviteerd
we have gravitated
hebben gegraviteerd
you all have gravitated
hebben gegraviteerd
they have gravitated
Past tense
graviteerde
I gravitated
graviteerde
you gravitated
graviteerde
he/she/it gravitated
graviteerden
we gravitated
graviteerden
you all gravitated
graviteerden
they gravitated
Future tense
zal graviteren
I will gravitate
zult graviteren
you will gravitate
zal graviteren
he/she/it will gravitate
zullen graviteren
we will gravitate
zullen graviteren
you all will gravitate
zullen graviteren
they will gravitate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou graviteren
I would gravitate
zou graviteren
you would gravitate
zou graviteren
he/she/it would gravitate
zouden graviteren
we would gravitate
zouden graviteren
you all would gravitate
zouden graviteren
they would gravitate
Subjunctive mood
gravitere
I gravitate
gravitere
you gravitate
gravitere
he/she/it gravitate
gravitere
we gravitate
gravitere
you all gravitate
gravitere
they gravitate
Past perfect tense
had gegraviteerd
I had gravitated
had gegraviteerd
you had gravitated
had gegraviteerd
he/she/it had gravitated
hadden gegraviteerd
we had gravitated
hadden gegraviteerd
you all had gravitated
hadden gegraviteerd
they had gravitated
Future perf.
zal gegraviteerd hebben
I will have gravitated
zal gegraviteerd hebben
you will have gravitated
zal gegraviteerd hebben
he/she/it will have gravitated
zullen gegraviteerd hebben
we will have gravitated
zullen gegraviteerd hebben
you all will have gravitated
zullen gegraviteerd hebben
they will have gravitated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegraviteerd hebben
I would have gravitated
zou gegraviteerd hebben
you would have gravitated
zou gegraviteerd hebben
he/she/it would have gravitated
zouden gegraviteerd hebben
we would have gravitated
zouden gegraviteerd hebben
you all would have gravitated
zouden gegraviteerd hebben
they would have gravitated
Du
Ihr
Imperative mood
graviteer
gravitate
graviteert
gravitate

Examples of graviteren

Example in DutchTranslation in English
Ik zat te denken over wat Dr Swanson zei over hoe slangen graviteren naar warmte.I was thinking about what Dr. Swanson said... about how snakes gravitate toward warmth.
Iets wat bijna de lichtsnelheid bereikt... veroudert langzamer dan iets wat stilstaat. Iets wat dicht bij een graviterend lichaam is... veroudert langzamer dan iets wat verder weg is.Objects moving at close to the speed of light... age slower than static objects... and objects near a gravitating body... age more slowly than objects farther away.
Ons zonnestelsel is waarschijnlijk ontstaan uit zo'n wolk... van graviterend gas dat in elkaar zakte... en zich geleidelijk opdraaide... zoals een schaatser die z'n armen intrekt tijdens een spin... totdat de ster en de planeten zich eromheen rangschikten.Our Solar System probably arose from one such nod of self gravitating gas that pulled itself together and gradually spun itself up as it pulled in, like a skater pulling her arms in during a spin, until the star and the various planets coalesced around it.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'gravitate':

None found.
Learning languages?