Flauwvallen (to swoon) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of flauwvallen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
val flauw
I swoon
valt flauw
you swoon
valt flauw
he/she/it swoons
vallen flauw
we swoon
vallen flauw
you all swoon
vallen flauw
they swoon
Present perfect tense
heb flauwgevallen
I have swooned
hebt flauwgevallen
you have swooned
heeft flauwgevallen
he/she/it has swooned
hebben flauwgevallen
we have swooned
hebben flauwgevallen
you all have swooned
hebben flauwgevallen
they have swooned
Past tense
viel flauw
I swooned
viel flauw
you swooned
viel flauw
he/she/it swooned
vielen flauw
we swooned
vielen flauw
you all swooned
vielen flauw
they swooned
Future tense
zal flauwvallen
I will swoon
zult flauwvallen
you will swoon
zal flauwvallen
he/she/it will swoon
zullen flauwvallen
we will swoon
zullen flauwvallen
you all will swoon
zullen flauwvallen
they will swoon
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou flauwvallen
I would swoon
zou flauwvallen
you would swoon
zou flauwvallen
he/she/it would swoon
zouden flauwvallen
we would swoon
zouden flauwvallen
you all would swoon
zouden flauwvallen
they would swoon
Subjunctive mood
valle flauw
I swoon
valle flauw
you swoon
valle flauw
he/she/it swoon
valle flauw
we swoon
valle flauw
you all swoon
valle flauw
they swoon
Past perfect tense
had flauwgevallen
I had swooned
had flauwgevallen
you had swooned
had flauwgevallen
he/she/it had swooned
hadden flauwgevallen
we had swooned
hadden flauwgevallen
you all had swooned
hadden flauwgevallen
they had swooned
Future perf.
zal flauwgevallen hebben
I will have swooned
zal flauwgevallen hebben
you will have swooned
zal flauwgevallen hebben
he/she/it will have swooned
zullen flauwgevallen hebben
we will have swooned
zullen flauwgevallen hebben
you all will have swooned
zullen flauwgevallen hebben
they will have swooned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou flauwgevallen hebben
I would have swooned
zou flauwgevallen hebben
you would have swooned
zou flauwgevallen hebben
he/she/it would have swooned
zouden flauwgevallen hebben
we would have swooned
zouden flauwgevallen hebben
you all would have swooned
zouden flauwgevallen hebben
they would have swooned
Present bijzin tense
flauwval
I swoon
flauwvalt
you swoon
flauwvalt
he/she/it swoons
flauwvallen
we swoon
flauwvallen
you all swoon
flauwvallen
they swoon
Past bijzin tense
flauwviel
I swooned
flauwviel
you swooned
flauwviel
he/she/it swooned
flauwvielen
we swooned
flauwvielen
you all swooned
flauwvielen
they swooned
Future bijzin tense
zal flauwvallen
I will swoon
zult flauwvallen
you will swoon
zal flauwvallen
he/she/it will swoon
zullen flauwvallen
we will swoon
zullen flauwvallen
you all will swoon
zullen flauwvallen
they will swoon
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou flauwvallen
I would swoon
zou flauwvallen
you would swoon
zou flauwvallen
he/she/it would swoon
zouden flauwvallen
we would swoon
zouden flauwvallen
you all would swoon
zouden flauwvallen
they would swoon
Subjunctive bijzin mood
flauwvalle
I swoon
flauwvalle
you swoon
flauwvalle
he/she/it swoon
flauwvalle
we swoon
flauwvalle
you all swoon
flauwvalle
they swoon
Du
Ihr
Imperative mood
val flauw
swoon
valt flauw
swoon

Examples of flauwvallen

Example in DutchTranslation in English
En zodra je terugkomt, kijk dan of de dames niet flauwvallen.And when you come back, see if you don't make all the ladies swoon.
Je moet haar niet op het dek duwen, ze moet flauwvallen van emotie.Look, you're not supposed to wrestle her to the deck. You're supposed to make her swoon with passion.
Of hou je van meiden die flauwvallen, Jon Snow?Or do you like girls who swoon, Jon Snow?
Twee duizend voor één keer flauwvallen.Two thousand for one swoon.
Ze zullen flauwvallen.They swoon.
Ik val flauw.I feel a swoon coming on... here it is!
Als u flauwvalt, vang ik u wel.If you swoon, let me know. I'll catch you.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

fabuleren
do
figureren
do
fijnknijpen
squish
fijnscheuren
fine cracks
fingeren
do
flatteren
flatter
flecteren
flex
flensen
do
flonkeren
scintillate
fluorideren
fluoresce

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'swoon':

None found.
Learning languages?