Consigneren (to consign) conjugation

Dutch

Conjugation of consigneren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
consigneer
I consign
consigneert
you consign
consigneert
he/she/it consigns
consigneren
we consign
consigneren
you all consign
consigneren
they consign
Present perfect tense
heb geconsigneerd
I have consigned
hebt geconsigneerd
you have consigned
heeft geconsigneerd
he/she/it has consigned
hebben geconsigneerd
we have consigned
hebben geconsigneerd
you all have consigned
hebben geconsigneerd
they have consigned
Past tense
consigneerde
I consigned
consigneerde
you consigned
consigneerde
he/she/it consigned
consigneerden
we consigned
consigneerden
you all consigned
consigneerden
they consigned
Future tense
zal consigneren
I will consign
zult consigneren
you will consign
zal consigneren
he/she/it will consign
zullen consigneren
we will consign
zullen consigneren
you all will consign
zullen consigneren
they will consign
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou consigneren
I would consign
zou consigneren
you would consign
zou consigneren
he/she/it would consign
zouden consigneren
we would consign
zouden consigneren
you all would consign
zouden consigneren
they would consign
Subjunctive mood
consignere
I consign
consignere
you consign
consignere
he/she/it consign
consignere
we consign
consignere
you all consign
consignere
they consign
Past perfect tense
had geconsigneerd
I had consigned
had geconsigneerd
you had consigned
had geconsigneerd
he/she/it had consigned
hadden geconsigneerd
we had consigned
hadden geconsigneerd
you all had consigned
hadden geconsigneerd
they had consigned
Future perf.
zal geconsigneerd hebben
I will have consigned
zal geconsigneerd hebben
you will have consigned
zal geconsigneerd hebben
he/she/it will have consigned
zullen geconsigneerd hebben
we will have consigned
zullen geconsigneerd hebben
you all will have consigned
zullen geconsigneerd hebben
they will have consigned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconsigneerd hebben
I would have consigned
zou geconsigneerd hebben
you would have consigned
zou geconsigneerd hebben
he/she/it would have consigned
zouden geconsigneerd hebben
we would have consigned
zouden geconsigneerd hebben
you all would have consigned
zouden geconsigneerd hebben
they would have consigned
Du
Ihr
Imperative mood
consigneer
consign
consigneert
consign

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

brevetteren
certify
classificeren
classify
condenseren
condense
condoleren
stipulate
confronteren
confront
congresseren
do
connoteren
do
conserveren
preserve
consolideren
do
copolymeriseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'consign':

None found.
Learning languages?