Aanploegen (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of aanploegen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ploeg aan
I do
ploegt aan
you do
ploegt aan
he/she/it does
ploegen aan
we do
ploegen aan
you all do
ploegen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeploegd
I have done
hebt aangeploegd
you have done
heeft aangeploegd
he/she/it has done
hebben aangeploegd
we have done
hebben aangeploegd
you all have done
hebben aangeploegd
they have done
Past tense
ploegde aan
I did
ploegde aan
you did
ploegde aan
he/she/it did
ploegden aan
we did
ploegden aan
you all did
ploegden aan
they did
Future tense
zal aanploegen
I will do
zult aanploegen
you will do
zal aanploegen
he/she/it will do
zullen aanploegen
we will do
zullen aanploegen
you all will do
zullen aanploegen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanploegen
I would do
zou aanploegen
you would do
zou aanploegen
he/she/it would do
zouden aanploegen
we would do
zouden aanploegen
you all would do
zouden aanploegen
they would do
Subjunctive mood
ploege aan
I do
ploege aan
you do
ploege aan
he/she/it do
ploege aan
we do
ploege aan
you all do
ploege aan
they do
Past perfect tense
had aangeploegd
I had done
had aangeploegd
you had done
had aangeploegd
he/she/it had done
hadden aangeploegd
we had done
hadden aangeploegd
you all had done
hadden aangeploegd
they had done
Future perf.
zal aangeploegd hebben
I will have done
zal aangeploegd hebben
you will have done
zal aangeploegd hebben
he/she/it will have done
zullen aangeploegd hebben
we will have done
zullen aangeploegd hebben
you all will have done
zullen aangeploegd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeploegd hebben
I would have done
zou aangeploegd hebben
you would have done
zou aangeploegd hebben
he/she/it would have done
zouden aangeploegd hebben
we would have done
zouden aangeploegd hebben
you all would have done
zouden aangeploegd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanploeg
I do
aanploegt
you do
aanploegt
he/she/it does
aanploegen
we do
aanploegen
you all do
aanploegen
they do
Past bijzin tense
aanploegde
I did
aanploegde
you did
aanploegde
he/she/it did
aanploegden
we did
aanploegden
you all did
aanploegden
they did
Future bijzin tense
zal aanploegen
I will do
zult aanploegen
you will do
zal aanploegen
he/she/it will do
zullen aanploegen
we will do
zullen aanploegen
you all will do
zullen aanploegen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanploegen
I would do
zou aanploegen
you would do
zou aanploegen
he/she/it would do
zouden aanploegen
we would do
zouden aanploegen
you all would do
zouden aanploegen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanploege
I do
aanploege
you do
aanploege
he/she/it do
aanploege
we do
aanploege
you all do
aanploege
they do
Du
Ihr
Imperative mood
ploeg aan
do
ploegt aan
do

Examples of aanploegen

Example in DutchTranslation in English
Hoe langer hij het laat duren om een nieuwe ploeg aan te nemen, hoe mee vrijheid hijThe longer he delays hiring a new crew, the more freedom he has.
Is er nog een ploeg aan het werk?Have we got another crew working down here?
maar ik weet wel dat er maandag beter een ploeg aan het werk kan zijn, of we huren een nieuwe aannemer in.But I do know there better be a full workforce here by Monday, Or we're hiring a new contractor.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanzwoegen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?