Aaneenbrengen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aaneenbrengen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
breng aaneen
I do
brengt aaneen
you do
brengt aaneen
he/she/it does
brengen aaneen
we do
brengen aaneen
you all do
brengen aaneen
they do
Present perfect tense
heb aaneengebracht
I have done
hebt aaneengebracht
you have done
heeft aaneengebracht
he/she/it has done
hebben aaneengebracht
we have done
hebben aaneengebracht
you all have done
hebben aaneengebracht
they have done
Past tense
bracht aaneen
I did
bracht aaneen
you did
bracht aaneen
he/she/it did
brachten aaneen
we did
brachten aaneen
you all did
brachten aaneen
they did
Future tense
zal aaneenbrengen
I will do
zult aaneenbrengen
you will do
zal aaneenbrengen
he/she/it will do
zullen aaneenbrengen
we will do
zullen aaneenbrengen
you all will do
zullen aaneenbrengen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aaneenbrengen
I would do
zou aaneenbrengen
you would do
zou aaneenbrengen
he/she/it would do
zouden aaneenbrengen
we would do
zouden aaneenbrengen
you all would do
zouden aaneenbrengen
they would do
Subjunctive mood
brenge aaneen
I do
brenge aaneen
you do
brenge aaneen
he/she/it do
brenge aaneen
we do
brenge aaneen
you all do
brenge aaneen
they do
Past perfect tense
had aaneengebracht
I had done
had aaneengebracht
you had done
had aaneengebracht
he/she/it had done
hadden aaneengebracht
we had done
hadden aaneengebracht
you all had done
hadden aaneengebracht
they had done
Future perf.
zal aaneengebracht hebben
I will have done
zal aaneengebracht hebben
you will have done
zal aaneengebracht hebben
he/she/it will have done
zullen aaneengebracht hebben
we will have done
zullen aaneengebracht hebben
you all will have done
zullen aaneengebracht hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aaneengebracht hebben
I would have done
zou aaneengebracht hebben
you would have done
zou aaneengebracht hebben
he/she/it would have done
zouden aaneengebracht hebben
we would have done
zouden aaneengebracht hebben
you all would have done
zouden aaneengebracht hebben
they would have done
Present bijzin tense
aaneenbreng
I do
aaneenbrengt
you do
aaneenbrengt
he/she/it does
aaneenbrengen
we do
aaneenbrengen
you all do
aaneenbrengen
they do
Past bijzin tense
aaneenbracht
I did
aaneenbracht
you did
aaneenbracht
he/she/it did
aaneenbrachten
we did
aaneenbrachten
you all did
aaneenbrachten
they did
Future bijzin tense
zal aaneenbrengen
I will do
zult aaneenbrengen
you will do
zal aaneenbrengen
he/she/it will do
zullen aaneenbrengen
we will do
zullen aaneenbrengen
you all will do
zullen aaneenbrengen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aaneenbrengen
I would do
zou aaneenbrengen
you would do
zou aaneenbrengen
he/she/it would do
zouden aaneenbrengen
we would do
zouden aaneenbrengen
you all would do
zouden aaneenbrengen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aaneenbrenge
I do
aaneenbrenge
you do
aaneenbrenge
he/she/it do
aaneenbrenge
we do
aaneenbrenge
you all do
aaneenbrenge
they do
Du
Ihr
Imperative mood
breng aaneen
do
brengt aaneen
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanbonzen
do
aanboren
do
aandragen
tighten
aandraven
trot along
aaneenblijven
keep together
aaneendragen
do
aanfruiten
do
aangaan
concern
zwenken
turn
zwoegen
work hard

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?