Stukbreken (to piece break) conjugation

Dutch

Conjugation of stukbreken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
breek stuk
I piece break
breekt stuk
you piece break
breekt stuk
he/she/it pieces break
breken stuk
we piece break
breken stuk
you all piece break
breken stuk
they piece break
Present perfect tense
heb stukgebroken
I have pieced break
hebt stukgebroken
you have pieced break
heeft stukgebroken
he/she/it has pieced break
hebben stukgebroken
we have pieced break
hebben stukgebroken
you all have pieced break
hebben stukgebroken
they have pieced break
Past tense
brak stuk
I pieced break
brak stuk
you pieced break
brak stuk
he/she/it pieced break
braken stuk
we pieced break
braken stuk
you all pieced break
braken stuk
they pieced break
Future tense
zal stukbreken
I will piece break
zult stukbreken
you will piece break
zal stukbreken
he/she/it will piece break
zullen stukbreken
we will piece break
zullen stukbreken
you all will piece break
zullen stukbreken
they will piece break
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stukbreken
I would piece break
zou stukbreken
you would piece break
zou stukbreken
he/she/it would piece break
zouden stukbreken
we would piece break
zouden stukbreken
you all would piece break
zouden stukbreken
they would piece break
Subjunctive mood
breke stuk
I piece break
breke stuk
you piece break
breke stuk
he/she/it piece break
breke stuk
we piece break
breke stuk
you all piece break
breke stuk
they piece break
Past perfect tense
had stukgebroken
I had pieced break
had stukgebroken
you had pieced break
had stukgebroken
he/she/it had pieced break
hadden stukgebroken
we had pieced break
hadden stukgebroken
you all had pieced break
hadden stukgebroken
they had pieced break
Future perf.
zal stukgebroken hebben
I will have pieced break
zal stukgebroken hebben
you will have pieced break
zal stukgebroken hebben
he/she/it will have pieced break
zullen stukgebroken hebben
we will have pieced break
zullen stukgebroken hebben
you all will have pieced break
zullen stukgebroken hebben
they will have pieced break
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou stukgebroken hebben
I would have pieced break
zou stukgebroken hebben
you would have pieced break
zou stukgebroken hebben
he/she/it would have pieced break
zouden stukgebroken hebben
we would have pieced break
zouden stukgebroken hebben
you all would have pieced break
zouden stukgebroken hebben
they would have pieced break
Present bijzin tense
stukbreek
I piece break
stukbreekt
you piece break
stukbreekt
he/she/it pieces break
stukbreken
we piece break
stukbreken
you all piece break
stukbreken
they piece break
Past bijzin tense
stukbrak
I pieced break
stukbrak
you pieced break
stukbrak
he/she/it pieced break
stukbraken
we pieced break
stukbraken
you all pieced break
stukbraken
they pieced break
Future bijzin tense
zal stukbreken
I will piece break
zult stukbreken
you will piece break
zal stukbreken
he/she/it will piece break
zullen stukbreken
we will piece break
zullen stukbreken
you all will piece break
zullen stukbreken
they will piece break
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou stukbreken
I would piece break
zou stukbreken
you would piece break
zou stukbreken
he/she/it would piece break
zouden stukbreken
we would piece break
zouden stukbreken
you all would piece break
zouden stukbreken
they would piece break
Subjunctive bijzin mood
stukbreke
I piece break
stukbreke
you piece break
stukbreke
he/she/it piece break
stukbreke
we piece break
stukbreke
you all piece break
stukbreke
they piece break
Du
Ihr
Imperative mood
breek stuk
piece break
breekt stuk
piece break

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

stiefelen
bull stacking
stimuleren
stimulate
stofzuigeren
vacuum sweeper
striemen
do
stroomlijnen
streamline
stroppen
do
stukbijten
chew
stuken
plaster
stutten
steer
sudderen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'piece break':

None found.
Learning languages?