Samensmeden (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of samensmeden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smeed samen
I do
smeedt samen
you do
smeedt samen
he/she/it does
smeden samen
we do
smeden samen
you all do
smeden samen
they do
Present perfect tense
heb samengesmeed
I have done
hebt samengesmeed
you have done
heeft samengesmeed
he/she/it has done
hebben samengesmeed
we have done
hebben samengesmeed
you all have done
hebben samengesmeed
they have done
Past tense
smeedde samen
I did
smeedde samen
you did
smeedde samen
he/she/it did
smeedden samen
we did
smeedden samen
you all did
smeedden samen
they did
Future tense
zal samensmeden
I will do
zult samensmeden
you will do
zal samensmeden
he/she/it will do
zullen samensmeden
we will do
zullen samensmeden
you all will do
zullen samensmeden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samensmeden
I would do
zou samensmeden
you would do
zou samensmeden
he/she/it would do
zouden samensmeden
we would do
zouden samensmeden
you all would do
zouden samensmeden
they would do
Subjunctive mood
smede samen
I do
smede samen
you do
smede samen
he/she/it do
smede samen
we do
smede samen
you all do
smede samen
they do
Past perfect tense
had samengesmeed
I had done
had samengesmeed
you had done
had samengesmeed
he/she/it had done
hadden samengesmeed
we had done
hadden samengesmeed
you all had done
hadden samengesmeed
they had done
Future perf.
zal samengesmeed hebben
I will have done
zal samengesmeed hebben
you will have done
zal samengesmeed hebben
he/she/it will have done
zullen samengesmeed hebben
we will have done
zullen samengesmeed hebben
you all will have done
zullen samengesmeed hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengesmeed hebben
I would have done
zou samengesmeed hebben
you would have done
zou samengesmeed hebben
he/she/it would have done
zouden samengesmeed hebben
we would have done
zouden samengesmeed hebben
you all would have done
zouden samengesmeed hebben
they would have done
Present bijzin tense
samensmeed
I do
samensmeedt
you do
samensmeedt
he/she/it does
samensmeden
we do
samensmeden
you all do
samensmeden
they do
Past bijzin tense
samensmeedde
I did
samensmeedde
you did
samensmeedde
he/she/it did
samensmeedden
we did
samensmeedden
you all did
samensmeedden
they did
Future bijzin tense
zal samensmeden
I will do
zult samensmeden
you will do
zal samensmeden
he/she/it will do
zullen samensmeden
we will do
zullen samensmeden
you all will do
zullen samensmeden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samensmeden
I would do
zou samensmeden
you would do
zou samensmeden
he/she/it would do
zouden samensmeden
we would do
zouden samensmeden
you all would do
zouden samensmeden
they would do
Subjunctive bijzin mood
samensmede
I do
samensmede
you do
samensmede
he/she/it do
samensmede
we do
samensmede
you all do
samensmede
they do
Du
Ihr
Imperative mood
smeed samen
do
smeedt samen
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?