Samenklonteren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of samenklonteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klonter samen
I do
klontert samen
you do
klontert samen
he/she/it does
klonteren samen
we do
klonteren samen
you all do
klonteren samen
they do
Present perfect tense
ben samengeklonterd
I have done
bent samengeklonterd
you have done
is samengeklonterd
he/she/it has done
zijn samengeklonterd
we have done
zijn samengeklonterd
you all have done
zijn samengeklonterd
they have done
Past tense
klonterde samen
I did
klonterde samen
you did
klonterde samen
he/she/it did
klonterden samen
we did
klonterden samen
you all did
klonterden samen
they did
Future tense
zal samenklonteren
I will do
zult samenklonteren
you will do
zal samenklonteren
he/she/it will do
zullen samenklonteren
we will do
zullen samenklonteren
you all will do
zullen samenklonteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samenklonteren
I would do
zou samenklonteren
you would do
zou samenklonteren
he/she/it would do
zouden samenklonteren
we would do
zouden samenklonteren
you all would do
zouden samenklonteren
they would do
Subjunctive mood
klontere samen
I do
klontere samen
you do
klontere samen
he/she/it do
klontere samen
we do
klontere samen
you all do
klontere samen
they do
Past perfect tense
was samengeklonterd
I had done
was samengeklonterd
you had done
was samengeklonterd
he/she/it had done
waren samengeklonterd
we had done
waren samengeklonterd
you all had done
waren samengeklonterd
they had done
Future perf.
zal samengeklonterd zijn
I will have done
zal samengeklonterd zijn
you will have done
zal samengeklonterd zijn
he/she/it will have done
zullen samengeklonterd zijn
we will have done
zullen samengeklonterd zijn
you all will have done
zullen samengeklonterd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengeklonterd zijn
I would have done
zou samengeklonterd zijn
you would have done
zou samengeklonterd zijn
he/she/it would have done
zouden samengeklonterd zijn
we would have done
zouden samengeklonterd zijn
you all would have done
zouden samengeklonterd zijn
they would have done
Present bijzin tense
samenklonter
I do
samenklontert
you do
samenklontert
he/she/it does
samenklonteren
we do
samenklonteren
you all do
samenklonteren
they do
Past bijzin tense
samenklonterde
I did
samenklonterde
you did
samenklonterde
he/she/it did
samenklonterden
we did
samenklonterden
you all did
samenklonterden
they did
Future bijzin tense
zal samenklonteren
I will do
zult samenklonteren
you will do
zal samenklonteren
he/she/it will do
zullen samenklonteren
we will do
zullen samenklonteren
you all will do
zullen samenklonteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samenklonteren
I would do
zou samenklonteren
you would do
zou samenklonteren
he/she/it would do
zouden samenklonteren
we would do
zouden samenklonteren
you all would do
zouden samenklonteren
they would do
Subjunctive bijzin mood
samenklontere
I do
samenklontere
you do
samenklontere
he/she/it do
samenklontere
we do
samenklontere
you all do
samenklontere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
klonter samen
do
klontert samen
do

Examples of samenklonteren

Example in DutchTranslation in English
De bouwstenen van u en mij zouden niet samenklonteren of samensmelten... en vertragen.The things that you and I are made up of wouldn't be able to clump and coalesce and slow down.
We zagen allemaal dat ding samenklonteren en door de afvoer gaan.We all saw that thing glob together and go down the drain.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?