Voorvoegen (to prefix) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of voorvoegen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
voeg voor
I prefix
voegt voor
you prefix
voegt voor
he/she/it prefixes
voegen voor
we prefix
voegen voor
you all prefix
voegen voor
they prefix
Present perfect tense
heb voorgevoegd
I have prefixed
hebt voorgevoegd
you have prefixed
heeft voorgevoegd
he/she/it has prefixed
hebben voorgevoegd
we have prefixed
hebben voorgevoegd
you all have prefixed
hebben voorgevoegd
they have prefixed
Past tense
voegde voor
I prefixed
voegde voor
you prefixed
voegde voor
he/she/it prefixed
voegden voor
we prefixed
voegden voor
you all prefixed
voegden voor
they prefixed
Future tense
zal voorvoegen
I will prefix
zult voorvoegen
you will prefix
zal voorvoegen
he/she/it will prefix
zullen voorvoegen
we will prefix
zullen voorvoegen
you all will prefix
zullen voorvoegen
they will prefix
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voorvoegen
I would prefix
zou voorvoegen
you would prefix
zou voorvoegen
he/she/it would prefix
zouden voorvoegen
we would prefix
zouden voorvoegen
you all would prefix
zouden voorvoegen
they would prefix
Subjunctive mood
voege voor
I prefix
voege voor
you prefix
voege voor
he/she/it prefix
voege voor
we prefix
voege voor
you all prefix
voege voor
they prefix
Past perfect tense
had voorgevoegd
I had prefixed
had voorgevoegd
you had prefixed
had voorgevoegd
he/she/it had prefixed
hadden voorgevoegd
we had prefixed
hadden voorgevoegd
you all had prefixed
hadden voorgevoegd
they had prefixed
Future perf.
zal voorgevoegd hebben
I will have prefixed
zal voorgevoegd hebben
you will have prefixed
zal voorgevoegd hebben
he/she/it will have prefixed
zullen voorgevoegd hebben
we will have prefixed
zullen voorgevoegd hebben
you all will have prefixed
zullen voorgevoegd hebben
they will have prefixed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voorgevoegd hebben
I would have prefixed
zou voorgevoegd hebben
you would have prefixed
zou voorgevoegd hebben
he/she/it would have prefixed
zouden voorgevoegd hebben
we would have prefixed
zouden voorgevoegd hebben
you all would have prefixed
zouden voorgevoegd hebben
they would have prefixed
Present bijzin tense
voorvoeg
I prefix
voorvoegt
you prefix
voorvoegt
he/she/it prefixes
voorvoegen
we prefix
voorvoegen
you all prefix
voorvoegen
they prefix
Past bijzin tense
voorvoegde
I prefixed
voorvoegde
you prefixed
voorvoegde
he/she/it prefixed
voorvoegden
we prefixed
voorvoegden
you all prefixed
voorvoegden
they prefixed
Future bijzin tense
zal voorvoegen
I will prefix
zult voorvoegen
you will prefix
zal voorvoegen
he/she/it will prefix
zullen voorvoegen
we will prefix
zullen voorvoegen
you all will prefix
zullen voorvoegen
they will prefix
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou voorvoegen
I would prefix
zou voorvoegen
you would prefix
zou voorvoegen
he/she/it would prefix
zouden voorvoegen
we would prefix
zouden voorvoegen
you all would prefix
zouden voorvoegen
they would prefix
Subjunctive bijzin mood
voorvoege
I prefix
voorvoege
you prefix
voorvoege
he/she/it prefix
voorvoege
we prefix
voorvoege
you all prefix
voorvoege
they prefix
Du
Ihr
Imperative mood
voeg voor
prefix
voegt
prefix

Examples of voorvoegen

Example in DutchTranslation in English
Je voegt het negatieve 'on' toe aan 'geacht'...- You,re affixing the negative prefix "ir... to "regardless....

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

voorliegen
lie to
voorvoelen
feel

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voltanken
refuel
voorkopen
buy
voorspelen
play
voortkabbelen
do
voortrijden
continue driving
voorttelen
may breed
voortvertellen
tell forth
voorverwarmen
preheat
voorvoelen
feel
vozen
mess

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'prefix':

None found.
Learning languages?