Stamelen (to stammer) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of stamelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stamel
I stammer
stamelt
you stammer
stamelt
he/she/it stammers
stamelen
we stammer
stamelen
you all stammer
stamelen
they stammer
Present perfect tense
heb gestameld
I have stammered
hebt gestameld
you have stammered
heeft gestameld
he/she/it has stammered
hebben gestameld
we have stammered
hebben gestameld
you all have stammered
hebben gestameld
they have stammered
Past tense
stamelde
I stammered
stamelde
you stammered
stamelde
he/she/it stammered
stamelden
we stammered
stamelden
you all stammered
stamelden
they stammered
Future tense
zal stamelen
I will stammer
zult stamelen
you will stammer
zal stamelen
he/she/it will stammer
zullen stamelen
we will stammer
zullen stamelen
you all will stammer
zullen stamelen
they will stammer
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stamelen
I would stammer
zou stamelen
you would stammer
zou stamelen
he/she/it would stammer
zouden stamelen
we would stammer
zouden stamelen
you all would stammer
zouden stamelen
they would stammer
Subjunctive mood
stamele
I stammer
stamele
you stammer
stamele
he/she/it stammer
stamele
we stammer
stamele
you all stammer
stamele
they stammer
Past perfect tense
had gestameld
I had stammered
had gestameld
you had stammered
had gestameld
he/she/it had stammered
hadden gestameld
we had stammered
hadden gestameld
you all had stammered
hadden gestameld
they had stammered
Future perf.
zal gestameld hebben
I will have stammered
zal gestameld hebben
you will have stammered
zal gestameld hebben
he/she/it will have stammered
zullen gestameld hebben
we will have stammered
zullen gestameld hebben
you all will have stammered
zullen gestameld hebben
they will have stammered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestameld hebben
I would have stammered
zou gestameld hebben
you would have stammered
zou gestameld hebben
he/she/it would have stammered
zouden gestameld hebben
we would have stammered
zouden gestameld hebben
you all would have stammered
zouden gestameld hebben
they would have stammered
Du
Ihr
Imperative mood
stamel
stammer
stamelt
stammer

Examples of stamelen

Example in DutchTranslation in English
Eerst moeten we werken aan je presentatie. In bepaalde situaties komt stamelen over als gezellig.In certain situations, the stammering comes across as folksy, but when the camera's on you, it'll read as scattered.
Stop met stamelen.Shannon, just stop stammering.
En dan gaat de telefoon, en, het is een goeie vriendin, maar ze klinkt raar, ze stamelt "moet ik het zeggen, het gaat mij niet aan..."Then the phone rings, and then, it's a good friend, but she sounds odd, she stammers, "should I say anything, it's not my business... "
U stamelt altijd wanneer u Bengaals spreekt.You always stammer when you talk Bengali.
' stamelde ik met lage stem...'' I stammered softly, e...
- Ik stamelde.- God. I stammered.
Maar alleen omdat u stamelde.But only because you stammered.
Of je hebt een spraakgebrek of je bent 'n stamelend leeghoofd dat hier niets te zoeken heeft.So you've either got a speech impediment or you're a stammering know-nothing who doesn't belong in medicine.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

sammelen
do
stakelen
do
stapelen
pile up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

specificeren
specify
splinteren
spall
sponsoren
do
spuien
purge
stalen
harden
stallen
stable
stammen
do
steppen
do
steriliseren
sterilize
stiefelen
bull stacking

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'stammer':

None found.
Learning languages?