Spruiten (to sprout) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of spruiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spruit
I sprout
spruit
you sprout
spruit
he/she/it sprouts
spruiten
we sprout
spruiten
you all sprout
spruiten
they sprout
Present perfect tense
heb gesproten
I have sprouted
hebt gesproten
you have sprouted
heeft gesproten
he/she/it has sprouted
hebben gesproten
we have sprouted
hebben gesproten
you all have sprouted
hebben gesproten
they have sprouted
Past tense
sproot
I sprouted
sproot
you sprouted
sproot
he/she/it sprouted
sproten
we sprouted
sproten
you all sprouted
sproten
they sprouted
Future tense
zal spruiten
I will sprout
zult spruiten
you will sprout
zal spruiten
he/she/it will sprout
zullen spruiten
we will sprout
zullen spruiten
you all will sprout
zullen spruiten
they will sprout
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou spruiten
I would sprout
zou spruiten
you would sprout
zou spruiten
he/she/it would sprout
zouden spruiten
we would sprout
zouden spruiten
you all would sprout
zouden spruiten
they would sprout
Subjunctive mood
spruite
I sprout
spruite
you sprout
spruite
he/she/it sprout
spruite
we sprout
spruite
you all sprout
spruite
they sprout
Past perfect tense
had gesproten
I had sprouted
had gesproten
you had sprouted
had gesproten
he/she/it had sprouted
hadden gesproten
we had sprouted
hadden gesproten
you all had sprouted
hadden gesproten
they had sprouted
Future perf.
zal gesproten hebben
I will have sprouted
zal gesproten hebben
you will have sprouted
zal gesproten hebben
he/she/it will have sprouted
zullen gesproten hebben
we will have sprouted
zullen gesproten hebben
you all will have sprouted
zullen gesproten hebben
they will have sprouted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesproten hebben
I would have sprouted
zou gesproten hebben
you would have sprouted
zou gesproten hebben
he/she/it would have sprouted
zouden gesproten hebben
we would have sprouted
zouden gesproten hebben
you all would have sprouted
zouden gesproten hebben
they would have sprouted
Du
Ihr
Imperative mood
spruit
sprout
spruit
sprout

Examples of spruiten

Example in DutchTranslation in English
- lk denk dat het.. ..komkommers, spruiten en hummus op een pita broodje zijn.- I think it's cucumbers, sprouts and hummus on pita bread.
Als je de spruiten gewassen hebt, kan je met helpen met tafeldekken.Good job. Now after you're done washing the brussels sprouts, you can help me set the table.
Brusselse spruiten en broccoli kookt.Brussels sprouts and broccoli.
Brusselse spruiten koken over.Brussels sprouts are bubbling over.
Brusselse spruiten zijn gesneuveld Walter, help.Oh! Brussels sprouts are down! Walter, help!
- Nee, mijn kleine spruit.My little sproutling.
Er is maar één spruit.There's only a single sprout. Fire can't even burn it!
Jij hebt mijn eigen spruit tegen mij gekeerd?You turned my own sprout against me? Now you're gonna die!
Let op je moeder, kleine spruit.Look after your mother, sprout.
Onze klein spruit zal stijlvol rond gaan rijden.Our little sprout's gonna be riding in high style.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

sprieten
do
sprinten
sprint

Similar but longer

afspruiten
jump express

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sprout':

None found.
Learning languages?