Overzeilen (to do) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of overzeilen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zeil over
I do
zeilt over
you do
zeilt over
he/she/it does
zeilen over
we do
zeilen over
you all do
zeilen over
they do
Present perfect tense
heb overgezeild
I have done
hebt overgezeild
you have done
heeft overgezeild
he/she/it has done
hebben overgezeild
we have done
hebben overgezeild
you all have done
hebben overgezeild
they have done
Past tense
zeilde over
I did
zeilde over
you did
zeilde over
he/she/it did
zeilden over
we did
zeilden over
you all did
zeilden over
they did
Future tense
zal overzeilen
I will do
zult overzeilen
you will do
zal overzeilen
he/she/it will do
zullen overzeilen
we will do
zullen overzeilen
you all will do
zullen overzeilen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou overzeilen
I would do
zou overzeilen
you would do
zou overzeilen
he/she/it would do
zouden overzeilen
we would do
zouden overzeilen
you all would do
zouden overzeilen
they would do
Subjunctive mood
zeile over
I do
zeile over
you do
zeile over
he/she/it do
zeile over
we do
zeile over
you all do
zeile over
they do
Past perfect tense
had overgezeild
I had done
had overgezeild
you had done
had overgezeild
he/she/it had done
hadden overgezeild
we had done
hadden overgezeild
you all had done
hadden overgezeild
they had done
Future perf.
zal overgezeild hebben
I will have done
zal overgezeild hebben
you will have done
zal overgezeild hebben
he/she/it will have done
zullen overgezeild hebben
we will have done
zullen overgezeild hebben
you all will have done
zullen overgezeild hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overgezeild hebben
I would have done
zou overgezeild hebben
you would have done
zou overgezeild hebben
he/she/it would have done
zouden overgezeild hebben
we would have done
zouden overgezeild hebben
you all would have done
zouden overgezeild hebben
they would have done
Present bijzin tense
overzeil
I do
overzeilt
you do
overzeilt
he/she/it does
overzeilen
we do
overzeilen
you all do
overzeilen
they do
Past bijzin tense
overzeilde
I did
overzeilde
you did
overzeilde
he/she/it did
overzeilden
we did
overzeilden
you all did
overzeilden
they did
Future bijzin tense
zal overzeilen
I will do
zult overzeilen
you will do
zal overzeilen
he/she/it will do
zullen overzeilen
we will do
zullen overzeilen
you all will do
zullen overzeilen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou overzeilen
I would do
zou overzeilen
you would do
zou overzeilen
he/she/it would do
zouden overzeilen
we would do
zouden overzeilen
you all would do
zouden overzeilen
they would do
Subjunctive bijzin mood
overzeile
I do
overzeile
you do
overzeile
he/she/it do
overzeile
we do
overzeile
you all do
overzeile
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zeil over
do
zeilt
do

Examples of overzeilen

Example in DutchTranslation in English
Je legde zeil over de kelderdeuren, en plaatste varens om het zicht van de straat te blokkeren.You pulled the tarp over the basement doors and pushed those potted ferns around to block sight lines from the street.
- Doug, jij zeilt niet.- Doug, you don't sail.
- Je zeilt niet ?- You don't sail?
De Golden Falcon zeilt af.The Golden Falcon's starting down the Thames.
Hij zeilt de komende drie maanden naar de Florida Keys.He's gonna sail himself down to the Florida Keys for the next three months.
Hé baby, dit zijn de Spice Girls ! Natuurlijk zijn ze zo gek. zeilt door de lucht met 120km per uur !We promise never, ever to do it again.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

overzenden
beam
overzetten
ferry

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

overijlen
rave about
overlijden
die
overrompelen
surprise
overstappen
change
overwaaien
blow over
overwoekeren
overgrow
overzenden
beam
pakken
take
parafraseren
paraphrase
pardonneren
pardon them

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?