Opsolferen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of opsolferen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
solfer op
I do
solfert op
you do
solfert op
he/she/it does
solferen op
we do
solferen op
you all do
solferen op
they do
Present perfect tense
heb opgesolferd
I have done
hebt opgesolferd
you have done
heeft opgesolferd
he/she/it has done
hebben opgesolferd
we have done
hebben opgesolferd
you all have done
hebben opgesolferd
they have done
Past tense
solferde op
I did
solferde op
you did
solferde op
he/she/it did
solferden op
we did
solferden op
you all did
solferden op
they did
Future tense
zal opsolferen
I will do
zult opsolferen
you will do
zal opsolferen
he/she/it will do
zullen opsolferen
we will do
zullen opsolferen
you all will do
zullen opsolferen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opsolferen
I would do
zou opsolferen
you would do
zou opsolferen
he/she/it would do
zouden opsolferen
we would do
zouden opsolferen
you all would do
zouden opsolferen
they would do
Subjunctive mood
solfere op
I do
solfere op
you do
solfere op
he/she/it do
solfere op
we do
solfere op
you all do
solfere op
they do
Past perfect tense
had opgesolferd
I had done
had opgesolferd
you had done
had opgesolferd
he/she/it had done
hadden opgesolferd
we had done
hadden opgesolferd
you all had done
hadden opgesolferd
they had done
Future perf.
zal opgesolferd hebben
I will have done
zal opgesolferd hebben
you will have done
zal opgesolferd hebben
he/she/it will have done
zullen opgesolferd hebben
we will have done
zullen opgesolferd hebben
you all will have done
zullen opgesolferd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgesolferd hebben
I would have done
zou opgesolferd hebben
you would have done
zou opgesolferd hebben
he/she/it would have done
zouden opgesolferd hebben
we would have done
zouden opgesolferd hebben
you all would have done
zouden opgesolferd hebben
they would have done
Present bijzin tense
opsolfer
I do
opsolfert
you do
opsolfert
he/she/it does
opsolferen
we do
opsolferen
you all do
opsolferen
they do
Past bijzin tense
opsolferde
I did
opsolferde
you did
opsolferde
he/she/it did
opsolferden
we did
opsolferden
you all did
opsolferden
they did
Future bijzin tense
zal opsolferen
I will do
zult opsolferen
you will do
zal opsolferen
he/she/it will do
zullen opsolferen
we will do
zullen opsolferen
you all will do
zullen opsolferen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opsolferen
I would do
zou opsolferen
you would do
zou opsolferen
he/she/it would do
zouden opsolferen
we would do
zouden opsolferen
you all would do
zouden opsolferen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opsolfere
I do
opsolfere
you do
opsolfere
he/she/it do
opsolfere
we do
opsolfere
you all do
opsolfere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
solfer op
do
solfert op
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opsouperen
usurp

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opporren
poke
oproepen
call up
opscharrelen
scare up
opslomen
do
opsmeren
do
opsmukken
dress up
opsodemieteren
do
opsommen
enumerate
optekenen
record
optomen
cock

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?