Neerzetten (to put down) conjugation

Dutch
19 examples

Conjugation of neerzetten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet neer
I put down
zet neer
you put down
zet neer
he/she/it puts down
zetten neer
we put down
zetten neer
you all put down
zetten neer
they put down
Present perfect tense
heb neergezet
I have put down
hebt neergezet
you have put down
heeft neergezet
he/she/it has put down
hebben neergezet
we have put down
hebben neergezet
you all have put down
hebben neergezet
they have put down
Past tense
zette neer
I put down
zette neer
you put down
zette neer
he/she/it put down
zetten neer
we put down
zetten neer
you all put down
zetten neer
they put down
Future tense
zal neerzetten
I will put down
zult neerzetten
you will put down
zal neerzetten
he/she/it will put down
zullen neerzetten
we will put down
zullen neerzetten
you all will put down
zullen neerzetten
they will put down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou neerzetten
I would put down
zou neerzetten
you would put down
zou neerzetten
he/she/it would put down
zouden neerzetten
we would put down
zouden neerzetten
you all would put down
zouden neerzetten
they would put down
Subjunctive mood
zette neer
I put down
zette neer
you put down
zette neer
he/she/it put down
zette neer
we put down
zette neer
you all put down
zette neer
they put down
Past perfect tense
had neergezet
I had put down
had neergezet
you had put down
had neergezet
he/she/it had put down
hadden neergezet
we had put down
hadden neergezet
you all had put down
hadden neergezet
they had put down
Future perf.
zal neergezet hebben
I will have put down
zal neergezet hebben
you will have put down
zal neergezet hebben
he/she/it will have put down
zullen neergezet hebben
we will have put down
zullen neergezet hebben
you all will have put down
zullen neergezet hebben
they will have put down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou neergezet hebben
I would have put down
zou neergezet hebben
you would have put down
zou neergezet hebben
he/she/it would have put down
zouden neergezet hebben
we would have put down
zouden neergezet hebben
you all would have put down
zouden neergezet hebben
they would have put down
Present bijzin tense
neerzet
I put down
neerzet
you put down
neerzet
he/she/it puts down
neerzetten
we put down
neerzetten
you all put down
neerzetten
they put down
Past bijzin tense
neerzette
I put down
neerzette
you put down
neerzette
he/she/it put down
neerzetten
we put down
neerzetten
you all put down
neerzetten
they put down
Future bijzin tense
zal neerzetten
I will put down
zult neerzetten
you will put down
zal neerzetten
he/she/it will put down
zullen neerzetten
we will put down
zullen neerzetten
you all will put down
zullen neerzetten
they will put down
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou neerzetten
I would put down
zou neerzetten
you would put down
zou neerzetten
he/she/it would put down
zouden neerzetten
we would put down
zouden neerzetten
you all would put down
zouden neerzetten
they would put down
Subjunctive bijzin mood
neerzette
I put down
neerzette
you put down
neerzette
he/she/it put down
neerzette
we put down
neerzette
you all put down
neerzette
they put down
Du
Ihr
Imperative mood
zet neer
put down
zet n
put down

Examples of neerzetten

Example in DutchTranslation in English
Als je de grond dweilt, moet je dit gele bord neerzetten, anders gaan de mensen vallen. Dat is gevaarlijk.When you're doing the mopping you've got to put down the yellow sign otherwise people could slip, right.
Eerst het bord neerzetten.First' put down the plate.
Hier neerzetten en verder.Let's put down here and head on.
Hoelang zou het duren voor ze er achterkomt dat ze de emmer moet neerzetten?How long you think before she figures out to put down the bucket?
Laat ze elke 30 km eten en water neerzetten en maken dat ze wegkomen.And they've got to put down food and water every 20 miles. And then get the hell out of the way before we get there.
- Omdat jij dat neergezet hebt.Are you kidding me? Because that's what you put down.
Had u een tas in de gang neergezet?Did you have a bag in the corridor put down?
Hoeveel heb je neergezet?How much did you put down?
Ik wilde steeds maar weer opgetild en neergezet worden.I wanted to be picked up and put down again and again.
Je zult wel blij zijn dat ik de wieg heb neergezet, en dat ik...You'll be glad to have the cradle I put down, and I ...
Ik geef je het Maxwell-circuit als je m'n dochter neerzet.I'll give you the Maxwell Circuit if you put down my daughter.
Ik wil dat je jou nagellak neerzet..... .....en met je vette, bureaucratische kont paradeert....I want you to put down your nail polish and sashay your fat, bureaucratic behind...
Misschien helpt het als je de eierpunch neerzet.It might help if you put down the eggnog.
Pas op waar je dat Belgische witbiertje neerzet... want er zijn alleen nog drie maltjes.I just want you to be careful... Where you put down that monk-brewed Belgian wheat beer... Because the party's down to three beast lights and a bottle of pucker.
Je schold die stewardess uit toen ze champagne neerzette.You gave the stewardess an earful when she put down the champagne. I just don't wanna make you feel uncomfortable.
Je zei dat je een glas neerzette toen je thuiskwam van een feest.You said you put down the glass when you came home from a party that night.
Toen ik z'n eten neerzette, vloog hij me aan.I put down the food. Next thing, this hissing ball of fur came at my face.
Toen je binnenkwam en dat dienblad neerzette... keek je snel even naar dat papiertje.When you first came in here And you put down your brandy tray, You peeked at that piece of paper.
Zag je dat die man met die sweater een blauwe rugzak neerzette?Wait a minute. Are you saying that you saw the man wearing the TakeOver! sweatshirt put down a blue backpack in front of the Iamppost?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

neerzitten
sit down
overzetten
ferry

Similar but longer

nederzetten
put down

Random

nastreven
pursue
navolgen
imitate
neerhurken
squat
neerpennen
write down
neersmakken
slam down
neerzakken
down bags
neerzien
look down
negeren
ignore
ninjaën
do
nopen
induce

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'put down':

None found.
Learning languages?