Hoogachten (to pay) conjugation

Dutch

Conjugation of hoogachten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
acht hoog
I pay
acht hoog
you pay
acht hoog
he/she/it pays
achten hoog
we pay
achten hoog
you all pay
achten hoog
they pay
Present perfect tense
heb hooggeacht
I have paid
hebt hooggeacht
you have paid
heeft hooggeacht
he/she/it has paid
hebben hooggeacht
we have paid
hebben hooggeacht
you all have paid
hebben hooggeacht
they have paid
Past tense
achtte hoog
I paid
achtte hoog
you paid
achtte hoog
he/she/it paid
achtten hoog
we paid
achtten hoog
you all paid
achtten hoog
they paid
Future tense
zal hoogachten
I will pay
zult hoogachten
you will pay
zal hoogachten
he/she/it will pay
zullen hoogachten
we will pay
zullen hoogachten
you all will pay
zullen hoogachten
they will pay
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou hoogachten
I would pay
zou hoogachten
you would pay
zou hoogachten
he/she/it would pay
zouden hoogachten
we would pay
zouden hoogachten
you all would pay
zouden hoogachten
they would pay
Subjunctive mood
achte hoog
I pay
achte hoog
you pay
achte hoog
he/she/it pay
achte hoog
we pay
achte hoog
you all pay
achte hoog
they pay
Past perfect tense
had hooggeacht
I had paid
had hooggeacht
you had paid
had hooggeacht
he/she/it had paid
hadden hooggeacht
we had paid
hadden hooggeacht
you all had paid
hadden hooggeacht
they had paid
Future perf.
zal hooggeacht hebben
I will have paid
zal hooggeacht hebben
you will have paid
zal hooggeacht hebben
he/she/it will have paid
zullen hooggeacht hebben
we will have paid
zullen hooggeacht hebben
you all will have paid
zullen hooggeacht hebben
they will have paid
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou hooggeacht hebben
I would have paid
zou hooggeacht hebben
you would have paid
zou hooggeacht hebben
he/she/it would have paid
zouden hooggeacht hebben
we would have paid
zouden hooggeacht hebben
you all would have paid
zouden hooggeacht hebben
they would have paid
Present bijzin tense
hoogacht
I pay
hoogacht
you pay
hoogacht
he/she/it pays
hoogachten
we pay
hoogachten
you all pay
hoogachten
they pay
Past bijzin tense
hoogachtte
I paid
hoogachtte
you paid
hoogachtte
he/she/it paid
hoogachtten
we paid
hoogachtten
you all paid
hoogachtten
they paid
Future bijzin tense
zal hoogachten
I will pay
zult hoogachten
you will pay
zal hoogachten
he/she/it will pay
zullen hoogachten
we will pay
zullen hoogachten
you all will pay
zullen hoogachten
they will pay
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou hoogachten
I would pay
zou hoogachten
you would pay
zou hoogachten
he/she/it would pay
zouden hoogachten
we would pay
zouden hoogachten
you all would pay
zouden hoogachten
they would pay
Subjunctive bijzin mood
hoogachte
I pay
hoogachte
you pay
hoogachte
he/she/it pay
hoogachte
we pay
hoogachte
you all pay
hoogachte
they pay
Du
Ihr
Imperative mood
acht hoog
pay
acht hoog
pay

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

heropereren
reoperate
herverzekeren
reinsure
hijsen
hoist
hinkelen
hinder
hollen
run
honoreren
pay
hooghouden
uphold
horten
do
hozen
bail
hydrateren
hydrate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pay':

None found.
Learning languages?