Foxtrotten (to foxtrot) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of foxtrotten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
foxtrot
I foxtrot
foxtrot
you foxtrot
foxtrot
he/she/it foxtrots
foxtrotten
we foxtrot
foxtrotten
you all foxtrot
foxtrotten
they foxtrot
Present perfect tense
heb gefoxtrot
I have foxtrotted
hebt gefoxtrot
you have foxtrotted
heeft gefoxtrot
he/she/it has foxtrotted
hebben gefoxtrot
we have foxtrotted
hebben gefoxtrot
you all have foxtrotted
hebben gefoxtrot
they have foxtrotted
Past tense
foxtrotte
I foxtrotted
foxtrotte
you foxtrotted
foxtrotte
he/she/it foxtrotted
foxtrotten
we foxtrotted
foxtrotten
you all foxtrotted
foxtrotten
they foxtrotted
Future tense
zal foxtrotten
I will foxtrot
zult foxtrotten
you will foxtrot
zal foxtrotten
he/she/it will foxtrot
zullen foxtrotten
we will foxtrot
zullen foxtrotten
you all will foxtrot
zullen foxtrotten
they will foxtrot
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou foxtrotten
I would foxtrot
zou foxtrotten
you would foxtrot
zou foxtrotten
he/she/it would foxtrot
zouden foxtrotten
we would foxtrot
zouden foxtrotten
you all would foxtrot
zouden foxtrotten
they would foxtrot
Subjunctive mood
foxtrotte
I foxtrot
foxtrotte
you foxtrot
foxtrotte
he/she/it foxtrot
foxtrotte
we foxtrot
foxtrotte
you all foxtrot
foxtrotte
they foxtrot
Past perfect tense
had gefoxtrot
I had foxtrotted
had gefoxtrot
you had foxtrotted
had gefoxtrot
he/she/it had foxtrotted
hadden gefoxtrot
we had foxtrotted
hadden gefoxtrot
you all had foxtrotted
hadden gefoxtrot
they had foxtrotted
Future perf.
zal gefoxtrot hebben
I will have foxtrotted
zal gefoxtrot hebben
you will have foxtrotted
zal gefoxtrot hebben
he/she/it will have foxtrotted
zullen gefoxtrot hebben
we will have foxtrotted
zullen gefoxtrot hebben
you all will have foxtrotted
zullen gefoxtrot hebben
they will have foxtrotted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefoxtrot hebben
I would have foxtrotted
zou gefoxtrot hebben
you would have foxtrotted
zou gefoxtrot hebben
he/she/it would have foxtrotted
zouden gefoxtrot hebben
we would have foxtrotted
zouden gefoxtrot hebben
you all would have foxtrotted
zouden gefoxtrot hebben
they would have foxtrotted
Du
Ihr
Imperative mood
foxtrot
foxtrot
foxtrot
foxtrot

Examples of foxtrotten

Example in DutchTranslation in English
Hij heeft me leren foxtrotten.- He taught me to foxtrot.
- Hij denkt dat het een foxtrot is.- He's acting like it's a foxtrot.
-Alfie leert de foxtrot.Alfie's learning the foxtrot.
-Alfred zou de foxtrot niet doen, is het niet?Alfred wouldn't do the foxtrot, would you, Alfred?
Alpha, foxtrot, alpha, zes, vier, nul, vier.Alpha, foxtrot, alpha, six, four, zero, four.
Alpha-yankee-yankee-foxtrot-zes-zeven-negen.Alpha-yankee-yankee-foxtrot-6-7-niner.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

faseren
phase
flauwvallen
swoon
fleuren
brighten
flikken
cajole
fluorideren
fluoresce
fourneren
furnish
foutparkeren
do
fractioneren
do
gadeslaan
watch
gakken
honk

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'foxtrot':

None found.
Learning languages?