Bezaaien (to sow) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of bezaaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezaai
I sow
bezaait
you sow
bezaait
he/she/it sows
bezaaien
we sow
bezaaien
you all sow
bezaaien
they sow
Present perfect tense
heb bezaaid
I have sown
hebt bezaaid
you have sown
heeft bezaaid
he/she/it has sown
hebben bezaaid
we have sown
hebben bezaaid
you all have sown
hebben bezaaid
they have sown
Past tense
bezaaide
I sowed
bezaaide
you sowed
bezaaide
he/she/it sowed
bezaaiden
we sowed
bezaaiden
you all sowed
bezaaiden
they sowed
Future tense
zal bezaaien
I will sow
zult bezaaien
you will sow
zal bezaaien
he/she/it will sow
zullen bezaaien
we will sow
zullen bezaaien
you all will sow
zullen bezaaien
they will sow
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezaaien
I would sow
zou bezaaien
you would sow
zou bezaaien
he/she/it would sow
zouden bezaaien
we would sow
zouden bezaaien
you all would sow
zouden bezaaien
they would sow
Subjunctive mood
bezaaie
I sow
bezaaie
you sow
bezaaie
he/she/it sow
bezaaie
we sow
bezaaie
you all sow
bezaaie
they sow
Past perfect tense
had bezaaid
I had sown
had bezaaid
you had sown
had bezaaid
he/she/it had sown
hadden bezaaid
we had sown
hadden bezaaid
you all had sown
hadden bezaaid
they had sown
Future perf.
zal bezaaid hebben
I will have sown
zal bezaaid hebben
you will have sown
zal bezaaid hebben
he/she/it will have sown
zullen bezaaid hebben
we will have sown
zullen bezaaid hebben
you all will have sown
zullen bezaaid hebben
they will have sown
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezaaid hebben
I would have sown
zou bezaaid hebben
you would have sown
zou bezaaid hebben
he/she/it would have sown
zouden bezaaid hebben
we would have sown
zouden bezaaid hebben
you all would have sown
zouden bezaaid hebben
they would have sown
Du
Ihr
Imperative mood
bezaai
sow
bezaait
sow

Examples of bezaaien

Example in DutchTranslation in English
Boeren bezaaien hun velden niet, kinderen worden hongerig achtergelaten.Farmers are not sowing their fields, children are being left to go hungry.
Hangen hun heren op, en verbranden hun bolwerken bezaaien hun akkers met zout en niemand zal de komende eeuw nog aan een opstand denken.Hang their lords, burn their strongholds, sow their fields with salt, and no one will think of rebelling for another century.
Met zonsopgang, tellen we onze verliezen en bezaaien de aarde met onze doden.Come the dawn we count our losses and sow the earth with our dead.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bezakken
do
bezanden
sand
bezatten
do
inzaaien
sow

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

betonen
emphasize
bevlekken
stain
bevloeien
irrigate
beweiden
do
bewolken
cloud
bewonen
inhabit
bezakken
do
bezorgen
deliver
bezwadderen
slander
bezwendelen
defraud

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sow':

None found.
Learning languages?