Afvaren (to depart) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afvaren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vaar af
I depart
vaart af
you depart
vaart af
he/she/it departs
varen af
we depart
varen af
you all depart
varen af
they depart
Present perfect tense
heb afgevaren
I have departed
hebt afgevaren
you have departed
heeft afgevaren
he/she/it has departed
hebben afgevaren
we have departed
hebben afgevaren
you all have departed
hebben afgevaren
they have departed
Past tense
voer af
I departed
voer af
you departed
voer af
he/she/it departed
voeren af
we departed
voeren af
you all departed
voeren af
they departed
Future tense
zal afvaren
I will depart
zult afvaren
you will depart
zal afvaren
he/she/it will depart
zullen afvaren
we will depart
zullen afvaren
you all will depart
zullen afvaren
they will depart
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afvaren
I would depart
zou afvaren
you would depart
zou afvaren
he/she/it would depart
zouden afvaren
we would depart
zouden afvaren
you all would depart
zouden afvaren
they would depart
Subjunctive mood
vare af
I depart
vare af
you depart
vare af
he/she/it depart
vare af
we depart
vare af
you all depart
vare af
they depart
Past perfect tense
had afgevaren
I had departed
had afgevaren
you had departed
had afgevaren
he/she/it had departed
hadden afgevaren
we had departed
hadden afgevaren
you all had departed
hadden afgevaren
they had departed
Future perf.
zal afgevaren hebben
I will have departed
zal afgevaren hebben
you will have departed
zal afgevaren hebben
he/she/it will have departed
zullen afgevaren hebben
we will have departed
zullen afgevaren hebben
you all will have departed
zullen afgevaren hebben
they will have departed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgevaren hebben
I would have departed
zou afgevaren hebben
you would have departed
zou afgevaren hebben
he/she/it would have departed
zouden afgevaren hebben
we would have departed
zouden afgevaren hebben
you all would have departed
zouden afgevaren hebben
they would have departed
Present bijzin tense
afvaar
I depart
afvaart
you depart
afvaart
he/she/it departs
afvaren
we depart
afvaren
you all depart
afvaren
they depart
Past bijzin tense
afvoer
I departed
afvoer
you departed
afvoer
he/she/it departed
afvoeren
we departed
afvoeren
you all departed
afvoeren
they departed
Future bijzin tense
zal afvaren
I will depart
zult afvaren
you will depart
zal afvaren
he/she/it will depart
zullen afvaren
we will depart
zullen afvaren
you all will depart
zullen afvaren
they will depart
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afvaren
I would depart
zou afvaren
you would depart
zou afvaren
he/she/it would depart
zouden afvaren
we would depart
zouden afvaren
you all would depart
zouden afvaren
they would depart
Subjunctive bijzin mood
afvare
I depart
afvare
you depart
afvare
he/she/it depart
afvare
we depart
afvare
you all depart
afvare
they depart
Du
Ihr
Imperative mood
vaar af
depart
vaart af
depart

Examples of afvaren

Example in DutchTranslation in English
Ja, alleen, zijn kaart werd er gebruikt drie dagen na de afvaart van de Seahawk.Yeah, only the card was used three days after the Seahawk departed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgeren
do
afharen
do
afhoren
do
afhuren
do
afkeren
turn away
afleren
do
afmeren
moor
afmuren
do
afteren
do
afturen
do
afvagen
do
afvegen
wipe
afvenen
do
afvuren
fire
afweren
deflect

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'depart':

None found.
Learning languages?