Aflaten (to cease) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of aflaten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
laat af
I cease
laat af
you cease
laat af
he/she/it ceases
laten af
we cease
laten af
you all cease
laten af
they cease
Present perfect tense
heb afgelaten
I have ceased
hebt afgelaten
you have ceased
heeft afgelaten
he/she/it has ceased
hebben afgelaten
we have ceased
hebben afgelaten
you all have ceased
hebben afgelaten
they have ceased
Past tense
liet af
I ceased
liet af
you ceased
liet af
he/she/it ceased
lieten af
we ceased
lieten af
you all ceased
lieten af
they ceased
Future tense
zal aflaten
I will cease
zult aflaten
you will cease
zal aflaten
he/she/it will cease
zullen aflaten
we will cease
zullen aflaten
you all will cease
zullen aflaten
they will cease
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aflaten
I would cease
zou aflaten
you would cease
zou aflaten
he/she/it would cease
zouden aflaten
we would cease
zouden aflaten
you all would cease
zouden aflaten
they would cease
Subjunctive mood
late af
I cease
late af
you cease
late af
he/she/it cease
late af
we cease
late af
you all cease
late af
they cease
Past perfect tense
had afgelaten
I had ceased
had afgelaten
you had ceased
had afgelaten
he/she/it had ceased
hadden afgelaten
we had ceased
hadden afgelaten
you all had ceased
hadden afgelaten
they had ceased
Future perf.
zal afgelaten hebben
I will have ceased
zal afgelaten hebben
you will have ceased
zal afgelaten hebben
he/she/it will have ceased
zullen afgelaten hebben
we will have ceased
zullen afgelaten hebben
you all will have ceased
zullen afgelaten hebben
they will have ceased
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgelaten hebben
I would have ceased
zou afgelaten hebben
you would have ceased
zou afgelaten hebben
he/she/it would have ceased
zouden afgelaten hebben
we would have ceased
zouden afgelaten hebben
you all would have ceased
zouden afgelaten hebben
they would have ceased
Present bijzin tense
aflaat
I cease
aflaat
you cease
aflaat
he/she/it ceases
aflaten
we cease
aflaten
you all cease
aflaten
they cease
Past bijzin tense
afliet
I ceased
afliet
you ceased
afliet
he/she/it ceased
aflieten
we ceased
aflieten
you all ceased
aflieten
they ceased
Future bijzin tense
zal aflaten
I will cease
zult aflaten
you will cease
zal aflaten
he/she/it will cease
zullen aflaten
we will cease
zullen aflaten
you all will cease
zullen aflaten
they will cease
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aflaten
I would cease
zou aflaten
you would cease
zou aflaten
he/she/it would cease
zouden aflaten
we would cease
zouden aflaten
you all would cease
zouden aflaten
they would cease
Subjunctive bijzin mood
aflate
I cease
aflate
you cease
aflate
he/she/it cease
aflate
we cease
aflate
you all cease
aflate
they cease
Du
Ihr
Imperative mood
laat af
cease
laat af
cease

Examples of aflaten

Example in DutchTranslation in English
...nooit aflatend♪ Never ceasing
Stromen van genade, nooit aflatend♪ Streams of mercy, never ceasing

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afladen
unload
afleken
do
afleren
do
aflezen
read
afloden
do
aflogen
do
aflopen
end
afmeten
measure
afweten
be knowledgeable
inlaten
do
nalaten
omit
oplaten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cease':

None found.
Learning languages?