Afbrengen (to dissuade) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of afbrengen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
breng af
I dissuade
brengt af
you dissuade
brengt af
he/she/it dissuades
brengen af
we dissuade
brengen af
you all dissuade
brengen af
they dissuade
Present perfect tense
heb afgebracht
I have dissuaded
hebt afgebracht
you have dissuaded
heeft afgebracht
he/she/it has dissuaded
hebben afgebracht
we have dissuaded
hebben afgebracht
you all have dissuaded
hebben afgebracht
they have dissuaded
Past tense
bracht af
I dissuaded
bracht af
you dissuaded
bracht af
he/she/it dissuaded
brachten af
we dissuaded
brachten af
you all dissuaded
brachten af
they dissuaded
Future tense
zal afbrengen
I will dissuade
zult afbrengen
you will dissuade
zal afbrengen
he/she/it will dissuade
zullen afbrengen
we will dissuade
zullen afbrengen
you all will dissuade
zullen afbrengen
they will dissuade
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbrengen
I would dissuade
zou afbrengen
you would dissuade
zou afbrengen
he/she/it would dissuade
zouden afbrengen
we would dissuade
zouden afbrengen
you all would dissuade
zouden afbrengen
they would dissuade
Subjunctive mood
brenge af
I dissuade
brenge af
you dissuade
brenge af
he/she/it dissuade
brenge af
we dissuade
brenge af
you all dissuade
brenge af
they dissuade
Past perfect tense
had afgebracht
I had dissuaded
had afgebracht
you had dissuaded
had afgebracht
he/she/it had dissuaded
hadden afgebracht
we had dissuaded
hadden afgebracht
you all had dissuaded
hadden afgebracht
they had dissuaded
Future perf.
zal afgebracht hebben
I will have dissuaded
zal afgebracht hebben
you will have dissuaded
zal afgebracht hebben
he/she/it will have dissuaded
zullen afgebracht hebben
we will have dissuaded
zullen afgebracht hebben
you all will have dissuaded
zullen afgebracht hebben
they will have dissuaded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgebracht hebben
I would have dissuaded
zou afgebracht hebben
you would have dissuaded
zou afgebracht hebben
he/she/it would have dissuaded
zouden afgebracht hebben
we would have dissuaded
zouden afgebracht hebben
you all would have dissuaded
zouden afgebracht hebben
they would have dissuaded
Present bijzin tense
afbreng
I dissuade
afbrengt
you dissuade
afbrengt
he/she/it dissuades
afbrengen
we dissuade
afbrengen
you all dissuade
afbrengen
they dissuade
Past bijzin tense
afbracht
I dissuaded
afbracht
you dissuaded
afbracht
he/she/it dissuaded
afbrachten
we dissuaded
afbrachten
you all dissuaded
afbrachten
they dissuaded
Future bijzin tense
zal afbrengen
I will dissuade
zult afbrengen
you will dissuade
zal afbrengen
he/she/it will dissuade
zullen afbrengen
we will dissuade
zullen afbrengen
you all will dissuade
zullen afbrengen
they will dissuade
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbrengen
I would dissuade
zou afbrengen
you would dissuade
zou afbrengen
he/she/it would dissuade
zouden afbrengen
we would dissuade
zouden afbrengen
you all would dissuade
zouden afbrengen
they would dissuade
Subjunctive bijzin mood
afbrenge
I dissuade
afbrenge
you dissuade
afbrenge
he/she/it dissuade
afbrenge
we dissuade
afbrenge
you all dissuade
afbrenge
they dissuade
Du
Ihr
Imperative mood
breng af
dissuade
brengt af
dissuade

Examples of afbrengen

Example in DutchTranslation in English
- Ik heb het hem willen uit het hoofd praten... maar ik zweer je zelfs een engel uit de hemel kan hem er niet van afbrengen.- I have tried to argue him out of his course but I swear an angel descending from heaven would not dissuade him.
Dus komt u me van mijn vreselijke plan afbrengen.So you've come to dissuade me from my horrific plan.
Ik kon hem er niet van afbrengen.I couldn't dissuade them, Signor. It's protocol.
Ik laat je beledigingen me niet van mijn missie afbrengen, Gary.I'm not gonna let your insults dissuade me from my mission, Gary.
Je laat je er niet van afbrengen, hè?So you won't be dissuaded, will you?
Je hebt een klein jongentje verleid en hem van het geloof afgebracht.You have a little boy seduced and dissuaded him from the faith.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

inbrengen
bring in
nabrengen
do
ombrengen
kill
opbrengen
yield

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'dissuade':

None found.
Learning languages?