Aanfloepen (to catch) conjugation

Dutch

Conjugation of aanfloepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
floep aan
I catch
floept aan
you catch
floept aan
he/she/it catches
floepen aan
we catch
floepen aan
you all catch
floepen aan
they catch
Present perfect tense
ben aangefloept
I have caught
bent aangefloept
you have caught
is aangefloept
he/she/it has caught
zijn aangefloept
we have caught
zijn aangefloept
you all have caught
zijn aangefloept
they have caught
Past tense
floepte aan
I caught
floepte aan
you caught
floepte aan
he/she/it caught
floepten aan
we caught
floepten aan
you all caught
floepten aan
they caught
Future tense
zal aanfloepen
I will catch
zult aanfloepen
you will catch
zal aanfloepen
he/she/it will catch
zullen aanfloepen
we will catch
zullen aanfloepen
you all will catch
zullen aanfloepen
they will catch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanfloepen
I would catch
zou aanfloepen
you would catch
zou aanfloepen
he/she/it would catch
zouden aanfloepen
we would catch
zouden aanfloepen
you all would catch
zouden aanfloepen
they would catch
Subjunctive mood
floepe aan
I catch
floepe aan
you catch
floepe aan
he/she/it catch
floepe aan
we catch
floepe aan
you all catch
floepe aan
they catch
Past perfect tense
was aangefloept
I had caught
was aangefloept
you had caught
was aangefloept
he/she/it had caught
waren aangefloept
we had caught
waren aangefloept
you all had caught
waren aangefloept
they had caught
Future perf.
zal aangefloept zijn
I will have caught
zal aangefloept zijn
you will have caught
zal aangefloept zijn
he/she/it will have caught
zullen aangefloept zijn
we will have caught
zullen aangefloept zijn
you all will have caught
zullen aangefloept zijn
they will have caught
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangefloept zijn
I would have caught
zou aangefloept zijn
you would have caught
zou aangefloept zijn
he/she/it would have caught
zouden aangefloept zijn
we would have caught
zouden aangefloept zijn
you all would have caught
zouden aangefloept zijn
they would have caught
Present bijzin tense
aanfloep
I catch
aanfloept
you catch
aanfloept
he/she/it catches
aanfloepen
we catch
aanfloepen
you all catch
aanfloepen
they catch
Past bijzin tense
aanfloepte
I caught
aanfloepte
you caught
aanfloepte
he/she/it caught
aanfloepten
we caught
aanfloepten
you all caught
aanfloepten
they caught
Future bijzin tense
zal aanfloepen
I will catch
zult aanfloepen
you will catch
zal aanfloepen
he/she/it will catch
zullen aanfloepen
we will catch
zullen aanfloepen
you all will catch
zullen aanfloepen
they will catch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanfloepen
I would catch
zou aanfloepen
you would catch
zou aanfloepen
he/she/it would catch
zouden aanfloepen
we would catch
zouden aanfloepen
you all would catch
zouden aanfloepen
they would catch
Subjunctive bijzin mood
aanfloepe
I catch
aanfloepe
you catch
aanfloepe
he/she/it catch
aanfloepe
we catch
aanfloepe
you all catch
aanfloepe
they catch
Du
Ihr
Imperative mood
floep aan
catch
floept aan
catch

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanbalken
do
aanboeken
do
aanbotsen
bump
aanbreien
do
aaneenknopen
do
aaneenpassen
fit together
aanflitsen
flash on
aanfluiten
hiss
aankappen
do
zwalken
drift about

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'catch':

None found.
Learning languages?